Anti-oxidanten en de rol in ons lichaam
Leo Goeyens,
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
De bedreiging van
onstabiele moleculen
Een vrij radicaal is een onstabiele molecule, die zelf heel gemakkelijk
met andere moleculen reageert. Probleem hierbij is dat die reactie
vernietigend is voor de andere moleculen. Het is een "afbraakreactie" en
dat kan gevaarlijk zijn. Nemen wij ons voedsel. Eenmaal vers bereid, is
het voedsel onderhevig aan wijzigingen, met name chemische wijzigingen,
waardoor het op de lange duur helemaal ongeschikt wordt voor consumptie.
Blootstelling aan zuurstof uit de lucht, bij voorbeeld, maakt vet ranzig
en het voedsel onsmakelijk. De reactie met zuurstof, die we oxidatie
noemen, kan nog andere gevolgen hebben. Essentiële bestanddelen kunnen
afgebroken worden; soms verandert niet enkel de smaak maar worden er
tevens toxische stoffen in het voedsel geïntroduceerd. Het is hoegenaamd
niet nutteloos om de bewaardata te respecteren !!!
We staan echter niet
helemaal machteloos tegenover deze vorm van bederf. Toevoegingen van
antioxidantia vertragen of verhinderen de oxidatie en verhogen dus de
shelf-life van het voedsel. Het komt er op aan ofwel de zuurstof uit te
schakelen en zo de oxidatie te beletten ofwel de vorming van onstabiele
vrije radicalen te verhinderen. Hiervoor heeft men de keuze uit een hele
reeks van synthetische en natuurlijke antioxidantia. Vitamine C, bij
voorbeeld, is een natuurlijke en water-oplosbare antioxidant en dus
uitermate geschikt voor de bescherming van opgeloste voeding. Vitamine E
is vet-oplosbaar en dus aangewezen voor de bescherming van lipiden (olieën
en vetten).
De afbraakreactie,
waarvan reeds sprake, vindt overigens ook plaats in de cellen van
levende organismen. Ons lichaam evenals dat van onze geliefkoosde
huisdieren maakt vrije radicalen aan. Dit is een normaal metabolisch
proces; cellen verouderen en sterven af.
Gezondheidsbevorderende mechanismen van bioactieve
stoffen
Zoals al gezegd, is er dus nog veel onbekend over
bioactieve stoffen en het onderliggende werkingsmechanisme
dat zorgt voor het positieve effect op de gezondheid. Er zal
dus nog veel onderzoek gedaan moeten worden naar de exacte
mechanismen, de meest optimale hoeveelheden, en naar de
bio-beschikbaarheid (hoeveel kan je lichaam opnemen en
gebruiken?). Het probleem is, dat het moeilijk is om aan te
tonen dat juist één stofje een bepaald effect op de
gezondheid heeft. Misschien is het namelijk wel een ander
stofje in het dieet of de leefstijl van een persoon die de
werking van het eerste stofje bepaald. Vele factoren kunnen
er dus voor zorgen dat er een vertekend beeld ontstaat van
wat nu precies de oorzaak is en wat het gevolg. Daarbij
kunnen er ethische bezwaren zijn om mensen bijvoorbeeld een
bepaald stofje te laten eten als daarvan nog niet bekend is
wat de effecten van dat stofje zijn.
Samenvattend kan gezegd worden dat het onderzoek naar
bioactieve stoffen en de werking daarvan niet eenvoudig is.
Toch zijn er inmiddels positieve effecten aangetoond bij dieronderzoek voor carotenoïden, flavonoïden,
fenolische zuren, glucosinolaten, alkylsulfides,
fytosterolen, terpenen en saponinen.
Flavonoïden
Flavonoïden zijn polyfenolen die
aanwezig zijn in plantaardige voedingsmiddelen
en dus ook in groenten en fruit. In groenten en
fruit zijn deze stoffen verantwoordelijk voor de
grote variatie in kleuren, van geel tot rood en
donkerpaars. Subgroepen binnen de flavonoïden
zijn flavonolen, flavonen, flavanonen,
catechinen, anthocyanen en isoflavonoïden. Tot
nu toe zijn er al meer dan 4000 soorten
flavonoïden beschreven.
Van de andere flavonoïden
leveren catechinen en anthocyanen eveneens een
belangrijke bijdrage in onze voeding. Catechinen
zitten in thee, wijn en fruit. Anthocyanen
zorgen voor de rode en paarse kleuren in
groenten en fruit. De hoogste gehalten aan
anthocyanen worden gevonden in bessensap, rode
wijn, bessen en druiven
Carotenoïden
Carotenoïden hebben
een antioxidantieve werking. Carotenoïden komen
in veel soorten groenten en fruit
voor. Er bestaan meer dan 500
varianten, waaronder ß-caroteen en
luteïne (zie tabel 2).
Net als bij
flavonoïden worden niet alle
carotenoïden even goed in de darmen
geabsorbeerd. Het voedingsmiddel
waarin de flavonoïden verpakt
zitten, speelt hierin een rol. Zo
blijkt de bio-beschikbaarheid van
ß-caroteen uit fruit veel groter dan
uit groenten en van het carotenoïde
lycopeen uit een gekookte tomaat (of
tomatenpuree) groter dan uit een
rauwe tomaat
Glucosinolaten
Glucosinolaten komen
alleen voor in
kruisbloemigen groenten,
zoals bloemkool,
broccoli en spruitjes.
Er bestaan meer dan 100
verschillende soorten
glucosinolaten en de
gehaltes in de
verschillende groenten
kunnen aanzienlijk
variëren. Door het
verwerken en bereiden
van deze groenten daalt
de biobeschikbaarheid
van de isothiocyanaten.
De isothiocyanaten geven
spruitjes de specifieke
bittere smaak.
Wat vindt u in Luvico?
kijk hier
Bron:www.food-info.net
|